Noaber van Rijssen-Holten aan het woord

Gerrit Voortman

In deze serie ‘Noabers van Rijssen-Holten’ laten we de inwoners van onze gemeente aan het woord. Wat betekent ‘buurtkracht’ voor jou? En wat doe je zelf aan ‘buurtkracht’?

 

Op dinsdag 11 juni hebben René Hoveling (coördinator BuurtKracht) en Patricia van Erven (communicatie BuurtKracht) een leuk gesprek gehad met Gerrit Voortman. Hij heeft het woord gekregen namens Marianne van den Noort: ‘Dat is mijn broer. Hij wordt 80 jaar, dus ik vind het wel leuk hem voor te dragen!’

Wie ben je en hoe lang ben je al inwoner van Rijssen-Holten?

Voordat we de eerste vraag hadden gesteld van het interview, waren we al druk aan de klets met Gerrit. Gerrit is geboren in Rijssen en woont hier al zijn hele leven. ‘Ik ben getrouwd, heb 4 kinderen (3 dochters en 1 zoon), 11 kleinkinderen en 2 bonus.’

 

René: ‘Ik zag ze al allemaal op de foto staan!’

 

‘Ja, dat is nu 6 jaar geleden. Een hele club bij elkaar, zo kan het gebeuren. Ze waren hier vorige week, toen werd ik 80. Alleen mijn schoonzoon en kleinkinderen uit Texas waren hier niet, die hadden geen visum. Mijn dochter als grootste geschenk wel.’

Patricia: ‘Wat fijn dat ze er was, want dan zullen jullie elkaar niet vaak zien?’

 

‘Ja wel hoor, dagelijks!’ zegt Gerrit lachend. ‘Het is eigenlijk al weer bijna hoogste tijd.’

 

Ze videobellen dagelijks. Door het tijdsverschil altijd voor Gerrit overdag, als zijn dochter in Texas de kinderen naar school heeft gebracht. Met de techniek van tegenwoordig is dat allemaal geen probleem.

 

René: ‘Maar u woont hier dus al 80 jaar?’

 

‘Ja, klopt. Ik ben een oorlogskind.’

 

‘Dat is een grapje natuurlijk, die ik maak, maar ik ben gewond geraakt in de oorlog. Mijn vader werkte op de boterfabriek in Holten, en mijn moeder kwam uit Holten. Ze woonden in Rijssen en ik was 3 maand, in september ’44. De lucht was in die tijd helder, de geallieerden waren sterk in de lucht. Het was dus gevaarlijk voor mijn vader om iedere dag naar Holten te fietsen. Dus ze zijn bij de schoonouders gaan wonen. Maar ja, zij waren ook jong, en wilden dat liever niet. Dus hup, toen de lucht wat bewolkter werd en er minder gevlogen werd, zagen mijn ouders de kans om weer terug te gaan naar Rijssen.  Op een zaterdagmiddag, alles ingepakt. Ik in de kinderwagen, spullen erbovenop, achter de fiets, met een grote omweg weer terug naar Rijssen gegaan. Maar op een zanderig pad is het hele spul over de kop gegaan en ben ik in een droge sloot beland, vol met bramen. Toen had ik de hele kop kapot, dus ik ben een ‘oorlogsgewonde’. zegt Gerrit met een knipoog. ‘Dat vertelde mijn moeder altijd.’

 

René: ‘Heeft u op verschillende plekken in Rijssen gewoond?’

 

‘Ik ben geboren in de Bouwstraat, toen gewoond aan de andere kant van de straat. Van daar naar de Spuistraat, daarna in de Noachstraat, waar nu de Walgaarde is. Op nog een plek gewoond en nu hier. Mijn ouders zijn regelmatig verhuisd, wij hebben altijd op 1 plek gewoond.’

 

‘Ik ben van origine timmerman, dus ik heb veel aan dit huis gedaan zelf. Ik had zelf 5 jaar later wel een nieuw huis willen bouwen, maar mijn vrouw wilde dat niet, dus we wonen er nog.’

 

‘Mijn vrouw woont in een verpleeghuis, zij heeft een hersenbloeding gehad. We hebben samen heel de wereld afgereisd, en dat kan helaas niet meer. Maar ik ga elke dag naar haar toe. Ze is nog helemaal helder, maar motorisch niet, ze zit in een rolstoel.’

 

‘Ik heb veel verschillende dingen gedaan in mijn carrière. En ik maak nog steeds gebruik van dat netwerk wat ik heb opgebouwd in al die jaren. Ik ben inmiddels 15 jaar bij huis, maar ik kan niet stilzitten.’

 

René: ‘Dat vindt u moeilijk?’

 

‘Ja! Nou, ik ben nog goed gezond, ik wil niet inleveren! En dat hoef ik ook nog niet. Afgelopen zaterdag was ik met een club gepensioneerden van de vakbond aan het fietsen. En daar werd geadviseerd elektrisch. Maar ik was de enige zonder ondersteuning! Ik heb door heel Europa gefietst. Ook voor het goede doel. Ik heb heel wat kilometers gemaakt!’

 

‘Ik heb 50 jaar in de bouw gewerkt, in verschillende functies en met veel plezier. En ik ben nog heel gebleven. Daardoor sta ik er anders in, en kijk ik er mooi op terug. Als je lichaam je in de steek laat, dan wordt het een ander verhaal.’

 

En dan vrijwilligerswerk. Ja, dat doe ik ook al heel lang. De eerste keer in Oost-Europa. Oost-Europa heeft ons daarna nooit meer losgelaten. Daar hebben we een eigen stichting voor opgezet, stichting Trebuie, die inmiddels helaas bijna te ziele is. De stichting leverde noodhulp in de vorm van goederen en op allerlei adressen in Oost-Europa. We hebben toentertijd 2 ton opgehaald, mede door er met 2 man heen te fietsen (fundraising). Hierdoor hebben we een kinderziekenhuis kunnen afbouwen.’

 

‘En toen volgde er nog meer. Wij zagen er vaak wel de uitdaging in om iets voor elkaar te krijgen. Zo zagen we een operatiekamer, waar je bij wijze van je hond nog niet wilde laten opereren. Nou, toen hebben we heel die operatiekamer gerestaureerd. Dat soort dingen, mooie uitdagingen en er komt altijd wel wat op je pad, je rolt van het een in het ander.’

 

‘We zijn er vorig jaar weer geweest. De mailtjes komen wel weer binnen, zag ik vanmiddag nog. Tja…’

 

René: ‘De volgende vraag ligt er dus al wel weer!’

Patricia: ‘En u krijgt er wel een glimlach van!’

 

‘Ja, het is elk jaar wel weer hetzelfde verhaal. Je gaat, en het is mooi, maar als het dan klaar is denk je ook wel, het is wel weer even goed. Oost-Europa heeft heel veel tijd gekost, maar heeft ook veel mooie verhalen en ervaringen opgeleverd, leuk en minder leuk. En ik heb veel geleerd. Het was mooi.’

 

René: ‘En hier lokaal? U bent geloof ik ook energiecoach?’

 

‘Ja, dat klopt, en ik ben voorzitter van het Repair Café. En ook voorzitter van de gepensioneerdengroep van Wessels. Daar doe ik ook allerlei dingen. En dan zit ik nog als vrijwilliger bij de Vakbond, en ik ben bouwkundig vrijwilliger voor de Engelse Tribune, die is gesloopt en weer opgebouwd, eigenaar bouwkundig adviesbureau NamtrooV. Maar wat me het meeste tijd kost is het mantelzorgen, en het huis hier.’

 

‘En ik mag graag reizen, maar daar komt er op dit moment niet zoveel van. Al hoop ik dat ik over een week in Noorwegen zit. Dan ga ik met een bus, die heb ik zelf helemaal omgebouwd tot een camper, zodat ook mijn vrouw mee kan. Maar volgende week gaat ze niet mee, inmiddels lukt dat fysiek niet meer. Ze komt ook minder thuis, het lukt gewoon niet goed meer.’

Waar denk je aan bij het woord BuurtKracht?

‘Dan komen bij mij de woorden van president Kennedy naar boven. ‘Ga niet vragen, wat kan mijn land voor mij doen, maar wat kan ik voor mijn land doen’.’

 

Patricia: ‘Mooi! Dat is het eigen initiatief hè?’

 

‘Precies. Het makkelijkste is om alles maar te vragen aan de gemeente. Maar ik vraag zo min mogelijk, en probeer het zoveel mogelijk zelf. Kijk naar wat ik allemaal thuis heb gedaan aan aanpassingen voor mijn vrouw. Nu was dat natuurlijk ook mijn werk, maar ik probeer alles zelf te doen.’

Heb je een mooi voorbeeld van een BuurtKracht-deal?

‘Tja. Ik ben 80 jaar. Toen ik jong was, ging niemand naar de gemeente voor allerlei hulp. We deden alles zelf.’

 

René: ‘Het noaberschap was er toen veel meer.’

 

‘Ja, precies. En men had toen niet zoveel in huis. Als er nu iets op is thuis, dan haal ik dat even. Maar vroeger, als mijn moeder het zout op had, dan ging je voor een kopje even naar de buurvrouw. Nu heeft iedereen een grote zak in de la sta. Er is voldoende. En we hebben telefoons, we hebben internet, we kunnen alles vanuit huis regelen, we zijn overal voor verzekerd.’

 

René: ‘Is het contact tussen mensen daardoor anders geworden?’

 

‘Ja. We zijn elkaar niet meer nodig. We hebben alles. Mijn vrouw komt van buitenaf. Als je buitenaf woonde, en nu nog steeds, dan heb je elkaar nodig, meer dan in het stedelijke. Nu maken we mee dat er in Rijssen iemand dood in bed ligt. Dat was vroeger ondenkbaar, dat gebeurde alleen in Amsterdam. Nu gebeurt dat ook hier. Op zich is dat gewoon de tijd. Maar het leefpatroon is afstandelijker geworden.’

 

‘Toen we hier kwamen wonen, waren we hier allemaal nieuw, en een soort van eenheid. We versierden de straat met Koningsdag bijvoorbeeld, en zetten bogen bij elkaar bij huwelijken enzo. In de loop van de jaren zijn er jongere mensen komen wonen, jonge stellen, die allemaal werken. En is dat contact verzand. Ik ben 80 geworden, dat was met de versiering van mijn huis niet te missen. Ik heb veel felicitaties gehad via mail en wenskaarten.

 

Ondertussen gaat Gerrit’s telefoon. De dochter uit Amerika! Ze bellen later vanavond met elkaar.

 

René: ‘De tijd vroeger was wel anders hè?’

 

‘Ja, je was elkaar nodig. De scheidslijn tussen de kerken is scherper binnen de bebouwde kom, dan buiten de bebouwde kom. Je hebt elkaar daar gewoon nodig. De verschillen tussen de kerken zijn daar gewoon minder scherp, het maakt niet uit bij welke kerk je hoort. We zijn steeds meer zelfvoorzienend, en dat merk je in het contact.’

Doe jij zelf iets aan BuurtKracht?

René: ‘Al doet u natuurlijk al heel veel! Maar doet u ook wat hier in de buurt?’

 

‘Ja, ik doe wel klusjes hier bij de oudere mensen. Vanuit de kerk ben ik ook klusser, en doe ik ook wel eens wat.’

 

Patricia: ‘U bent echt heel actief!’

 

‘In mijn werk was ik ook met allerlei verschillende dingen bezig, bij wijze van schaakte ik op 10 borden, dat vind ik leuk. Als je het leuk vindt, dan kun je heel veel werk aan en dan vliegt de tijd!’

Wie zou je als volgende Noaber aan het woord willen laten?

René: ‘En als wij dan een verzoekje mogen doen, kent u ook iemand uit Holten?’

 

‘Ja, in Holten ken ik mijn tegenhanger van het Repair Café, Mieke Urff. Die laat ik dan graag aan het woord!’